Dierenleed, ik kan er absoluut niet tegen.
Zie ik een zwerfkatje, dan sta ik al met een voet in de dierenwinkel om een mandje en wat lekkers te kopen.
Zie ik een aangereden beestje langs de weg liggen, dan gaat het zelfs zo ver dat ik er fysiek niet goed van word.
Zie ik filmpjes waar verwaarloosde honden en katten worden gered, dan staan de tranen al in mijn ogen.
Dierenleed, dierenverwaarlozing, verlaten dieren. Het breekt mijn hart iedere keer opnieuw. En iedere keer kan ik niet anders dan even mijn eigen viervoeters te gaan knuffelen. Want niet ieder beestje is zo met hun poepeke in de boter gevallen als de drie die hier op hun eigen matje liggen te spinnen.
Heel lang dacht ik: kon ik maar iets doen, iets betekenen of iets ondernemen zodat ik mijn geweten een beetje kan sussen. Zodat ik niet met een overgroot schuldgevoel mijn bed in moet kruipen als het nog eens pijpenstelen regent en ik weet dat er katten en honden buiten zitten.
Zelf stiefmama spelen voor zwerfdieren, is helaas niet mogelijk. Daarvoor regeren onze eigen drie koninkskes net iets te strikt over hun terrein. En alles daarbuiten.
Tot enkele weken geleden. Door een oproep op sociale media – waar dat toch al niet goed voor is, hé – solliciteerde ik impulsief als vrijwilliger in het dierenasiel.
En vanaf nu sta ik iedere zondag met stapels eetbakjes in mijn handen tussen de liefste katjes van Genk en omstreken.
Ja, ze zijn erin geslaagd. Ik ben nu écht hun slaafje. Want naast korte knuffelsessies ben ik uren in de weer met ieder kotje op te blinken, zodat ze het 5 minuten later opnieuw overhoop kunnen halen.
En dat doe ik met plezier. En de nodige krabjes op mijn handen en armen. Maar met veel liefde.